Bonaire
Een tropisch paradijs
Begin jaren ’90 van de vorige eeuw heb ik door
omstandigheden, een huwelijk, een aantal jaren op Curaçao
gewoond en vandaar uit ben ik een aantal keren naar
Bonaire geweest. Meestal voor een lang weekend en vanaf
het eerste moment dat ik er kwam (augustus 1990) werd ik
betoverd door het eiland. Bij het woord tropisch paradijs
komt altijd Bonaire in mijn gedachten naar boven drijven: de
rust, de natuur en de onderwaterwereld met kleurrijke allure.
In combinatie met culinaire genoegens op zeer
smaakmakend niveau maakt het voor mij een eiland waar ik
graag vertoef en wat mij een sky high vakantie gevoel geeft.
Bert kende het niet en wilde ook wel eens weten wat het
overzeese gebiedsdeel voor mij zo speciaal maakte en zo
kwamen we in oktober 2005 in Bonaire terecht.
Hotel in Caribische kleuren
Bij het boeken voor Bonaire wist ik al snel waar ik wilde logeren; het Divi Flamingo Beach hotel is meen ik het oudste hotel
op het eiland en echt op een steenworp afstand van Kralendijk gelegen. Het is een goed hotel met alle voorzieningen in een
speelse fleurige bouwstijl in Caribische kleuren. Kamers met voldoende privacy en de ligging nabij het centrum zodat je voor
de uitstapjes ’s avonds geen autovervoer nodig hebt, handig! In Kralendijk wemelt het immers van de leuke restaurantjes
waar je overheerlijk kunt eten, een drankje daarbij is
natuurlijk ook niet te versmaden.
Kralendijk, eigenlijk ‘koralendijk’ van oorsprong omdat het
stadje is gebouwd op koralen, is de hoofdstad en ligt een
beetje in het midden van het eiland aan de kust. Vanuit
Kralendijk kun je naar beneden om de Zuidroute rijden en
bovenom naar links op de kaart ligt de Noordroute.
We gaan met onze jeep op pad en doen eerst de zuidelijke
richting waar we al snel de waarschuwing krijgen niet
plankpas te gaan vanwege overstekend wild. De uitleg onder
het verkeersbord leert ons dat het wilde ezels zijn!
Harry Belafonte huis
Allereerst wil ik Bert even het huis laten zien wat ik toen
huurde als ik naar Bonaire ging. Een bungalow aan het water
in de wijk Belnem en dat huis was eigendom van Harry
Belafonte, de calypso zanger uit de jaren ’60, en zijn zakenpartner Maurice Neme, vandaar de naam Belnem. Het is een
rustige wijk met mooie huizen aan het water, de meeste met een eigen pier om een boot aan te leggen of vanaf de kant te
gaan snorkelen. Er zit 13 jaar tussen mijn laatste bezoek en dit bezoek, maar de wijk is nog steeds een oase van rust.
We rijden verder en komen langs het zoutwinning gebied van Akzo, nog altijd een vreemd gezicht de hoge witte zoutbergen,
die wat weg hebben van sneeuw, in deze tropische temperaturen. Daarnaast de zoutpannen met water wat roze paars van
kleur is en ook dat oogt onnatuurlijk, maar is beslist niet minder mooi in dit landschap.
Slavenhutjes volgen, waren de mensen echt zo klein of moest iedereen bukken om binnen te komen, en niet lang daarna de
vuurtoren van Bonaire. Deze heeft Willemstoren als naam meegekregen en ligt in een verstild landschap op de zuidpunt.
Hier maakt de weg een ronding en gaan we langs de oostkant omhoog naar het noorden.
De zee gaat lekker te keer en het volgende doel is Cai, een
plek met een ‘snèk’ gelegen aan het water, bij Lac Baai. Lac
Baai is een grote baai met ideale omstandigheden voor het
windsurfen, dus meestal zie je de kleurrijke schermen over
het water heen en weer vliegen.
Een Antilliaanse snackbar
Maar wat is nu een snèk? De snèk is net zoiets als onze
snackbar maar dan toch weer anders. Het is eigenlijk typisch
Antilliaans, hoewel je in Zuid- en Midden Amerika dit soort
eettentjes ook wel ziet. Bij de snèk verkopen ze drankjes en
lekkere lokale hapjes, zoals pasteitjes, broodjes stoba
(stoofvlees) en de Antilliaanse ‘pia galina met batata’ wat je
een gebakken kippenpoot met patat oplevert! De Antilliaan
hangt er graag in het rond, bespreekt de toestand in de
wereld en als er muziek is wordt er ook nog eens gedanst.
Het is er vaak een gezellige boel.
Bij Cai aangekomen kijkt Bert zijn ogen uit naar de bergen schelpen die er liggen. Ik was het even vergeten, want ze lagen
er vroeger ook al. Het schelpdier carco is een typische lekkernij van Bonaire en de grote schelpen zijn het restafval, die hier
grote bergen tot gevolg hebben. Verder grenst Cai aan mangrovebossen en trekt het daarom ook veel vogels, waaronder
flamingo’s, aan. We kijken rond, genieten van de omgeving en hebben een groot deel van deze dag ingevuld met de
zuidelijke route vanuit onze uitvalsbasis in Kralendijk.
1000 Steps
Als je een zuidelijke route hebt, kun je logischerwijs ook noordelijk en dat is een hele leuke rit met mooie uitzichtpunten
langs de kust. Hier kom je langs de trap genaamd 1000 steps en deze is aan zijn naam gekomen door een duiker, die vlak
nadat de trap was aangelegd in 1968 opmerkte dat het wel 1000 treden leken als je met een zware duikuitrusting naar
boven moest. Het zijn in werkelijkheid 67 treden, maar de
naam was geboren en heet sindsdien 1000 steps en is zo
ook aangegeven op de gele steen die het als duiklocatie
markeert.
Na de kust buigt de weg landinwaarts en ligt het Gotomeer,
ook een thuisplek van de flamingo’s, voor ons. Er is een
uitzichtpunt, de rust is weldadig en het gevoel alleen op de
wereld te zijn komt binnenzetten. Vijftien jaar eerder was het
mooi en stil, nu is het mooi en stil en ik hoop dat het in de
toekomst ook zo zal blijven. Dat verwacht ik eigenlijk ook wel,
want de meeste toeristen die het eiland bezoeken komen om
te duiken en zitten veel onder water!
Hier zijn we aangekomen bij het National Park Washington
Slagbaai, het eerste beschermde natuurpark op de Antillen.
Het kreeg zijn bestemming in 1969 en omvat vrijwel het
gehele noordwestelijke deel van het eiland.
Hagedissen eten uit de hand
Bij het Visitor’s Center betalen we entree en ontmoeten parkranger George Thode, een bekende verschijning op Bonaire en
vergroeid met ‘zijn’ park en de natuur in het algemeen. We krijgen een plattegrond met uitleg en omdat we snorkelspullen bij
ons hebben vertelt George het goed bewaarde geheim dat er een heel mooi klein snorkelplekje is genaamd Wayaka. Dat ligt
op de route die ons voert langs de ruige noordwestkust van het eiland waar de golven tegen de rotsen beuken.
We stoppen hier en daar en stappen even uit om het verlaten woeste landschap in ons op te nemen. Een gat in de bodem,
Blow Hole heet de plek, zorgt voor een waternevel die regenboogkleuren te voorschijn tovert. Hagedisjes komen
nieuwsgierig kijken wie wij zijn en wat we doen; of zijn ze dit
gewend en kijken ze of er wat te halen valt? Als we de
pasteitjes opeten, die we in het dorpje Rincon hebben
gekocht, en ik ze wat kruimels van de korst geeft springen ze
op schoot. Dit is leuk… altijd al een dressuurnummer met
hagedissen willen doen!
Snorkelen op een toplocatie
Wayaka vinden we dankzij de nauwkeurige aanwijzingen
vooraf en dit is niet zichtbaar vanaf de weg; een ienemienie
strandje van drie vierkante meter met een rotsblok waarop je
kleding en je tas kwijt kunt. Hier heb je even wat zand
omlaag het water in en dan zit je gelijk volop in een dicht
begroeid woud van elandsgewei- en hertshoornkoraal vlak
voor de kust. En daartussen wemelt het van de gekleurde
visjes in kleine en grote maten.
Doktersvissen, snappers, baarzen, papegaaivissen en ook
de mooie zwart gele French Angel zwemt er rond. Ik ken het Caribische water van jarenlang duiken en snorkelen, maar dit is
echt voor snorkelen een fantastische stek, het voelt als in een prachtig tropisch aquarium ronddartelen… overal is wat te
zien.
De inwendige mens
Het park biedt verder nog een mooie route terug, met vogels,
hagedissen en hier en daar een leguaan op het pad. Na een
paar uur vertier gaan we retour en in het dorp Rincon op
zoek naar de zaak waar je zo heerlijk vruchtenijs kunt eten.
Het is gewoon een soort loket aan de zijkant van een
woonhuis, met twee tafeltjes op de porch en ze hebben het
meest verrukkelijke ijs, mango en andere vruchten variaties,
dat je ooit geproefd hebt.
Daarnaast is Bonaire evengoed al een culinair paradijs met
leuke gezellige restaurantjes in de hoofdstad en de bekende
pier van Kareltjes Bar die de zee in loopt vanuit het centrum.
Klein paradijs
Wat kan ik zeggen, Bonaire heeft begin jaren negentig mijn
hart gestolen als pareltje in de Cariben. Veel vakantiegangers
gaan naar Aruba en Curaçao en over Bonaire hoor je eigenlijk veel minder, maar ik vind het echt één van de best bewaarde
geheimen in het Caribisch gebied. Ook mijn man is helemaal om voor dit kleine paradijs… het is een heerlijk eiland waar het
goed toeven is, zowel boven als onder water. Het zou zomaar wel eens kunnen dat wij hier ooit nog eens terug keren!